In de Volkskrant van 9 januari 2021 (Analyse, p. 2/3) staat dat Amerika vaak een ‘experiment’ wordt genoemd. En dat “dat veronderstelt dat het wel eens mis gaat, waarna dat wordt verholpen”. Na een zin over de groei van de democratie wordt Amerika een ontwikkelingsland genoemd, een land in ontwikkeling: “Maar nog steeds is deze wereldmacht in veel opzichten een ontwikkelingsland – een land in ontwikkeling”. Het artikel sluit direct daarna af met “Dat is wie ze zijn. De vraag is of ze dat kunnen repareren”.
Vraag: Zijn niet alle landen ontwikkelingslanden? Zijn we, als mensen en deel uitmakend van grotere gehelen, niet overal ter wereld ‘nog steeds’ aan het leren hoe samenleven werkt?
Ik hoop eerlijk gezegd dat we daar nooit mee stoppen. Wijzelf en de wereld veranderen steeds, dus als we onszelf en de wereld willen begrijpen, als we onze levens prettig en goed willen vormgeven, vraagt dat om voortdurend puzzelen met belangen en referentiekaders. Hoe gaan we om met de vrijheden en verantwoordelijkheden die we hebben? En wat vinden we daar achteraf van? Wat hebben we geleerd? En wat betekent dat voor hoe we de toekomst willen proberen vorm te geven?
Natuurlijk is er vanalles wat ‘gerepareerd’ kan en zou moeten worden, maar niet het ‘in ontwikkeling zijn’ als proces, los van de inhoud en de vorm en wat daar mis mee kan zijn. In ontwikkeling zijn is in mijn ogen een natuurlijke staat van zijn. Inhoud, tempo en vorm verschillen, per persoon, land, organisatie, systeem, enzovoort. Er lopen ook altijd verschillende ontwikkelingsprocessen tegelijk binnen en tussen personen, landen, organisaties en systemen. Vanwege de ‘tussen’ in de vorige zin, vanwege alle interacties schrijf ik over ‘we’ (al bestaat die naast, tegelijk en verweven met ‘ik’).
Hoe kunnen we verantwoord experimenteren en ons een gewenste kant op ontwikkelen?
In antwoorden van verschillende mensen op die vraag spelen (natuurlijk) verschillende belangen en referentiekaders. Gezien alle onzekerheden in het leven vind ik het moeilijk een concrete stip op de horizon te schetsen als ontwikkelingsdoel, maar een richting lukt wel. Ik wil niet de kant op van meer competitie en controle. Ik wil wel de kant op van meer samen en vertrouwen. Gewoon, vanuit wat nu is, proberen steeds een stapje in de goede richting te zetten. Ontwikkelen dus.